maandag 31 maart 2008

IED's

In de afgelopen dagen zijn we tot drie keer toe behoorlijk met de neus op de feiten gedrukt. Drie keer achter elkaar is er een voertuig op een improvised explosive device (IED) gereden die ook daadwerkelijk explodeerde. Helaas met een aantal meer of minder ernstige gewonden tot gevolg. Ik wens iedereen die erbij betrokken is, collega’s, vrienden en vooral ook de familie heel veel sterkte.

Het werk van de humanistisch geestelijk verzorger bestaat op zo’n moment vooral uit het nabij zijn van de mensen die het betreft. Ik ben dan ook veelvuldig in de role-2 te vinden, in gesprek met de jongens, of elders, voor zover mensen al ontslagen zijn uit het hospitaal. Ook de mensen die er minder direct bij betrokken zijn vragen soms de nodige aandacht waar je zo goed mogelijk aan tegemoet probeert te komen. Ook als die vraag niet expliciet gesteld wordt. Evenzo probeer ik er te zijn voor de rest van de mensen op het kamp, ook hen raakt het.

Nabij zijn levert in dergelijke gevallen soms mooie momenten op. Als de nood het hoogst is lijken emoties zich te verdichten tot de kern van waar het in het leven om draait. In het contact laten mensen zich dan zien, laten zich kennen, zonder gehinderd te worden door allerlei sociale franje. Het levert een contact op dat zich het best laat omschrijven als echt, puur en tegelijk zo breekbaar, ondanks of juist dankzij de pijn en het verdriet. En daarin schuilt ook de spagaat. Want juist in de omstandigheden die je niemand gunt komt de kracht van het raadswerk het meest ultiem naar voren.

Tijdens deze uitzending heb ik een aantal van dit soort momenten meegemaakt. Op een heel directe en confronterende wijze. Veel directer dan – over het algemeen – in Nederland. Dat maakt dat het werk tijdens een uitzending zo intensief en tegelijk zo rijk is. Ik kan niet anders dan het en als een opgave, en als een geschenk te ervaren.

dinsdag 25 maart 2008

Kamp Holland

Terug in Tarin Kowt is het drukke kampleven weer snel een feit. En druk is het. Langzaam maar zeker wordt alles overgenomen door de opvolgers. Dat betekent dat er gedurende een week of vier een paar honderd mensen extra op het kamp bezig zijn met overgeven en overnemen van materiaal, kennis en ervaringen. Maar ook dat er een paar honderd man extra in de eetzaal is, van de natte groepen gebruik maakt, zich in de ECHOS ophoudt en gebruik van de sportzaal maakt.
Twee keer per week komen er nieuwe mensen bij en gaan oude bekenden terug naar Nederland om te genieten van een welverdiend verlof. Stukje bij beetje wordt de populatie die Kamp Holland bevolkt vernieuwd en voor mij minder en minder bekend. Mijn mensen vertrekken, als ik de kans heb zwaai ik ze uit. De nieuwe Battle Group, het nieuwe LSD en al die andere eenheden komen binnen; witte koppies die meestal snel, rood verbrand door de zon, toch maar een zonnehoedje opzetten: te laat.
De nieuwe club heeft er zin in. Je hoort de goede voornemens weer uitgewisseld worden, je hoort ook de wilde plannen en de eigen ideeën doorklinken in het hoogste woord. En dat is goed. Met nieuwe mensen komt er ook nieuwe energie. Nieuw initiatief. Niet dat het de vorige club daaraan ontbrak, integendeel. Maar eens in de vier maanden een frisse blik, nieuwe scherpte, voorkomt routine en gemakzucht. Twee valkuilen waar we hier, gezien de omstandigheden buiten, uit moeten zien te blijven.

woensdag 19 maart 2008

Verkenning

Tijdens mijn verblijf op Chora krijg ik de gelegenheid mee te gaan met een tweedaagse verkenning bij Khosh Khadir, een oord in een aangrenzende vallei op een hoogte van bijna 2000 meter. Hoewel de verkenning omgeven is door onzekerheid, het is ondertussen een half jaar geleden dat er Nederlandse militairen in dit gebied zijn geweest, biedt de Patria waarin ik mee kan de nodige bescherming. ’s Morgens om 0700 vertrekken we van de White Compound.

Onderweg is al te zien, ik sta bovenluiks, dat we in het buitengebied zijn, mensen reageren verbaasd op onze aanwezigheid. Op de vlakte waar we doorheen rijden zijn nederzettingen van nomaden, eenvoudige lemen onderkomens en tenten, omringd door de kuddes schapen en geiten en een enkele ezel of dromedaris. Hier is geen green en moeten de dieren hun eten bij elkaar scharrelen op de zanderige en rotsige vlaktes. Blijkbaar groeit er genoeg om van te leven want ik heb niet de indruk, dat er bijgevoerd wordt.

Aangekomen in de omgeving van Khosh Khadir wordt het dal smaller en groener. Met behulp van de tolk wordt contact gemaakt met de lokale bevolking, zij geven aan dat er van Taliban geen sprake is in dit gebied, maar via de afgeluisterde radio vangen we berichten op die het tegendeel bewijzen. De spanning bij de mensen is voelbaar. Je moet in deze situatie overal op voorbereid zijn.

We kiezen positie op een verhoging, bij na 200 meter boven het oord, van waaruit we een prima overzicht hebben. Hier zullen we de nacht doorbrengen en het oord en de green waarnemen om de volgende dag de rest van de vallei te verkennen. Een voetpatrouille door het oord wordt, met het oog op de opgevangen radioberichten, niet verstandig gevonden en afgelast.

Die avond slapen we buiten. Tussen de voertuigen worden de veldbedjes uitgevouwen en de slaapzakken tevoorschijn gehaald. Rond de pan met water waarin de maaltijd wordt opgewarmd wordt de dag besproken. De tegenstrijdigheid tussen de schoonheid van het landschap en de onveiligheid is onderwerp van gesprek. Het is op deze momenten dat wordt gereflecteerd op de zin van de uitzending, de eigen rol daarin, de manier waarop men zich tot Uruzgan en tot Afghanen verhoudt.

Wanneer ik ’s nachts mijn wachtbeurt heb gedraaid en de slaapzak weer heb dicht geritst vind ik het zonde om mijn ogen te sluiten. Ik kijk nog geruime tijd naar een schitterende sterrenhemel. Ik ontdek de poolster, de Grote Beer, de Melkweg, Cassiopeia en Orion, maar vooral dat er veel meer sterren in die bekende constellaties staan dan ik ooit heb gezien. Als ik in deze omstandigheden de dag aan mij voorbij laat gaan realiseer ik me dat ook deze ervaring me nog lang zal bijblijven.

dinsdag 18 maart 2008

Lente

Als ik na een paar weken de poort weer uit ben zie ik het, de lente komt eraan. Uruzgan wordt gevormd door de uitlopers van het Hindu Kush gebergte. Dalen met rivieren waarlangs de oorden zijn gelegen temidden van een strook begroeiing, the green, temidden van droge, dorre en stoffige vlaktes. En langzaam maar zeker wordt de green ook groen, maar niet zonder eerst te exploderen van roze en witte bloesem. Overal staan de amandelbomen in bloei en dat lijdt tot een overweldigend schouwspel, zeker wanneer je temidden van de bomen over het ontluikende gras loopt. Een schouwspel dat je doet verlangen naar een tent, vakantie, tijd, een goed glas wijn en korte broek. Maar die gedachte verdwijnt onder het gewicht van je scherfvest weer snel naar de achtergrond.

Vanuit de White Compound verplaatsen we ons te voet naar de rivier. Het PRT wil naar de quala (ommuurd huis met binnenplaats) van een van de tribale leiders om afspraken te maken over toekomstige projecten. Een groep luchtmobiele militairen draagt zorg voor de beveiliging van het geheel. Na een uur lopen in de volle zon met scherfvest, uitrusting en wapen is het aangenaam ontvangen te worden met Afghaanse thee. Via de tolk worden beleefdheden uitgewisseld en worden de ins-en-outs van twee projecten besproken. Een school voor de dorpjes Awi-hoog en Awi-laag en het concretiseren van een aantal waterlopen door deze plaatsjes heen. Ook in dit gesprek blijkt weer hoe moeilijk het is om stapjes voorwaarts te maken in de opbouw van Afghanistan. Wij willen ons geld goed besteden, gecontroleerd en met een zo groot mogelijk rendement. Hiervoor verlangen wij een manier van werken die in Afghanistan niet gewoon lijkt te zijn. We vragen plannen voor de besteding van het geld en duidelijke afspraken met lokale aannemers. Het duurt soms even voordat een project van start kan gaan. Maar zonder plannen en controle lijkt het geld hier in een bodemloze put te verdwijnen.

Op de terugweg komt een meisje van een jaar of zes, net als alle kinderen van Uruzgan, vragen om een pen: “Pjen! Pjen?” Ik geef haar een pen van het PRT en ze is bereid om in ruil daarvoor te poseren voor de foto. Een beetje verlegen kijkt ze naar de camera. Het lijkt wel of ze haar zondagse jurk aan heeft maar veel jonge meisjes dragen uitbundig gekleurde en glimmende kleding in Uruzgan, tot een jaar of tien, elf. Oudere vrouwen zie je als man alleen nog in burka of met het meer algemene lange gewaad met hoofddoek. Voor dit meisje is, te oordelen naar haar jurk, in ieder geval de lente ook begonnen.

The White Compound

Enkele tientallen kilometers noord van Tarin Kowt, langs Poentjak en Khyber, door de Baluchi vallei, ligt Chora. Een wit gebouw, voormalig onderkomen van de lokale leider, is omgebouwd tot compound. Een deel van de Nederlanders, meestal een of twee pelotons, voeren vanuit die White Compound patrouilles uit en houden de omgeving in de gaten. Een PRT (provinciaal reconstructie team) probeert te werken aan verschillende projecten die ten goede moeten komen aan de lokale bevolking. Op 5 maart jl. had ik de gelegenheid om met een luchtmobiel peloton mee naar boven te gaan. Uiteraard greep ik die kans met beide handen aan.

De WC is een stenen gebouw met een binnenplaats en een twintigtal vertrekken eromheen. Er is een kamer als ops-room ingericht van waaruit alle operaties in de omgeving gecoördineerd en begeleid worden en de contacten met andere eenheden en de wachtposten worden onderhouden. Verder is er een keuken waar iedereen zijn eigen maaltijden klaar maakt, staat er een natte groep buiten en een mariniersdouche.

De sfeer is gemoedelijk. Een peloton is een overzichtelijke eenheid waarin persoonlijk contact vanzelfsprekend is. Ik had nog niet veel contacten met deze groep dus de dagen die ik in Chora heb doorgebracht maakten veel verschil. Een luchtmobieler, voor zover je kunt generaliseren, is een gemotiveerde militair met een no-nonsens houding en de geprezen can-do mentaliteit. Dat betekent ook dat er een soort natuurlijke afkeer van de softe sector is, waar de geestelijke verzorging zeker toe gerekend wordt. Als raadsman moet ik dus actief deelnemen in het leven en werken van deze mensen om contact te kunnen maken.

Er is in de afgelopen periode veel geëvalueerd. De uitzending loopt ten einde, voor veel mensen was dit de laatste keer naar Chora, en dat maakt dat men terugkijkt en een oordeel velt. Er vallen dan twee dingen op. De luchtmobiele compagnie heeft het gevoel deze uitzending niet voor vol te zijn aangezien door de staf. Er is niet veel gebeurd, wat op zichzelf wordt gewaardeerd, maar de leuke opdrachten zijn aan hun neus voorbij gegaan. Mede door de omstandigheden hebben zij niet het gevoel tot hun recht te zijn gekomen als luchtmobiele eenheid en dat doet hen zeer. Kijkend naar de feiten is dit gevoel niet weg te nemen.

Daarnaast is er de bijna klassieke tegenstelling tussen de hoop om heelhuids terug te keren en de wil om zich te bewijzen in het eigen vak. Ook dit gespreksonderwerp is vaak aan de orde geweest. Een militair is soms jaren lang aan het oefenen voor dat ene moment dat er werkelijk toe doet. Mensen zijn bij defensie gekomen met een hang naar avontuur en spanning, hebben zich voorbereid op het ergste, trainen voor alle denkbare worstcase scenario’s. Als er dan niets gebeurd tijdens die vier-en-halve maand ontstaat het gevoel van de bankzitter: de voetballer die traint maar nooit een wedstrijd mee mag spelen. De spanning ontstaat natuurlijk doordat in deze wedstrijd doden en gewonden kunnen vallen. Iemand zei letterlijk: “Ik wil wel een TIC (troops in contact) meemaken, maar dan zonder doden en gewonden.” Helaas is die garantie door de Taliban op voorhand niet afgegeven.

zondag 2 maart 2008

Boeken

Een paar dagen nadat we aankwamen op Kamp Holland viel mijn oog op de boekenkast in de ECHOS, de snackbar van de base. Deze organisatie wil haar ruimtes graag als huiskamer presenteren, er is dan ook een televisie met een beperkt aanbod aan films, een oud en afthans poolbiljart, tafelvoetbal en dartbord, maar door de indeling en de muur van geluid (muziek, TV, geroezemoes) doet het niet erg huiselijk aan. Ik kom er niet tot rust in ieder geval. Maar de functie van snackbar vervult ze, te oordelen naar de hoeveelheid vette happen die dagelijks de keuken verlaten, goed.

Mijn oog viel dus op de boekenkast waarin ik een verzameling boeken aantrof die mij diep teleurstelde. Van het merendeel had ik nog nooit gehoord. Bovendien was er geen boek dat, noch met zijn titel noch met de uitstraling, mijn nieuwsgierigheid kon wekken. Het merendeel was afgekeurd bibliotheek materiaal met de (resten van) de stickers nog op het kaft, een groot deel was van licht tot zwaar christelijke signatuur. Ik dacht, dat kan beter of in ieder geval anders.

Samen met de psycholoog van Deh Rawod die deze constatering met mij deelde, hebben we een brief opgesteld aan uitgevend Nederland met de vraag of er voor onze jongens in Afghanistan niet wat actuele boeken beschikbaar gesteld konden worden. Vlak voor kerst zijn de brieven verstuurd en ondertussen beginnen de boeken via het GV bureau in Havelte binnen te druppelen. Uitgevend Nederland is bereid gebleken om voor niets een deel van haar meer actuele uitgaven beschikbaar te stellen aan onze jongens en meiden in Afghanistan.

Zodoende heb ik nu een heus bibliotheekje op kamp Holland. De klusjesman van de ISD heeft een boekenkast gemaakt en met een aantal affiches probeer ik de aandacht van het lezend deel van Kamp Holland te vangen. Omdat het humanisme ook de lezende mens centraal stelt en meer van dit soort licht prikkelende stellingen moeten de lezer op de mogelijkheid wijzen een boek te lenen uit deze nieuwe bibliotheek. Het is nu een kwestie van afwachten om te zien of het experiment ook aanslaat.